Laatste bericht – verder op De Correspondent

Vanaf het najaar van 2013 zal ik mijn zoektocht door kinderopvangland, samen met Marilse Eerkens (‘Wat doen we met de baby’, Bertram+de Leeuw 2012), voortzetten op De Correspondent van Rob Wijnberg c.s.

Mijn blik blijft gericht op Den Haag. Mijn belangrijkste vraag: welke spelers of partijen komen op voor het belang van het kind in dit dossier. Volg ons op De Correspondent, word lid en lever bijdragen aan de discussies!

Onze stukken zijn te vinden op de site van het Ministerie voor het Kind

 

 

Juni: de maand van de ontknoping?

Maandag 3 juni 2013 zit ik (opnieuw) in de rondetafelgesprekken Kinderopvang, georganiseerd door de Tweede Kamer commisie voor sociale zaken en welzijn. Van tien tot vijf met een korte pauze. Marilse Eerkens en ik hebben inmiddels ons Ministerie voor het Kind opgezet en uitgerold en bereiden een ‘position paper’ voor. We hebben de laatste tijd vele verschillende soorten ‘stakeholders’ in de opvangbranche gesproken en we weten inmiddels een beetje hoe de winden waaien. Nu is het onze taak om de discussie de goede kant op te krijgen. Wie weet gaat het lukken.

 

Hoe zorg jij voor mijn kind?

Zie hier de schematische beleidsweergave van de wereld van de kinderopvang. Amsterdam is als voorbeeld genomen, maar het plaatje gaat evengoed op voor de nationale situatie. Kijkt u er eens goed naar…

Schema Kinderopvang Gunning

Sinds dit schema begin 2011 door de Onderzoekscommissie Gunning werd opgesteld staat het functioneren van nagenoeg elk vlak (toezicht, handhaving, kwaliteit, financiering, zelfregulering, etc.) ter discussie. Soms leidde dat tot wettelijke aanpassingen (zoals vriendelijkere contractvormen voor ouders, beperkingen voor durfkapitalisten en ‘continue screening’ van personeel) maar het schema als zodanig staat nog als een huis overeind.

De oplettende kijker heeft al gezien dat in dit schema het primaire beleidsobject – het kind – ontbreekt. Wie behartigt zijn belang? Reken niet op de meest vanzelfsprekende vertegenwoordiger (de ouder) want deze is slechts een beperkte rol toebedeeld: financier. Zoek je verder dan kom je uit bij de oudercommissie. Helaas heeft die weinig middelen ter beschikking en al helemaal geen macht (slechts onbezoldigd vrijblijvend adviesrecht) over de kwaliteit van de organisatie. Gelukkig is er het NCKO. Maar helaas, ook deze partij heeft nauwelijks invloed op de kwaliteit van de aangeboden opvang: ze meten die enkel. Zo kom je tenslotte onder het kopje ‘zelfregulering, branches’ terecht bij de Belangenorganisatie voor ouders in de kinderopvang (BOinK). Hun doel is het informeren van (machteloze) oudercommissies en het, namens ‘de ouders’, maken van afspraken maken met de rest van de branche.

Onder druk van aanhoudende bezuinigingen en ‘incidenten in de media’, maar ook vanwege de nieuwe samenstelling van de Tweede Kamer, is de hervormingsdiscussie inmiddels goed losgebarsten. Het woord ‘opvang’ heeft plaatsgemaakt voor ‘zorg en ontwikkeling’, de term ‘basisrecht’ valt steeds vaker en ‘kwaliteit’, ‘visie’ en ‘investeren’ zijn trending topics. Er is op dit moment zelfs een soort tweestrijd gaande tussen de Brancheorganisatie voor ondernemers in de kinderopvang en de vier grote gemeenten: wie gaat er over de opvang? Maar de onderliggende vraag is duidelijk: waar gaat straks het grote geld heen?

Deze discussie is een goede ontwikkeling vanuit het perspectief van de ouder en kind, zou je zeggen. We gaan in ieder geval weg van de ‘vogel’vrije markt in opvang. Maar let op: de formele positie van de ouder/kind (en de stem waarmee deze wordt vertegenwoordigd in de discussie) is nog altijd even zwak als twee jaar geleden. Het systeem is niet veranderd, noch de belangen van de kernspelers. Sterker nog: de belangen, die vaak over een periode van meer dan tien jaar zijn opgebouwd, moeten verdedigd worden nu de echte discussie geopend is. En dat vertroebelt de discussie.

Het is daarom belangrijk om personen of organisaties bij het debat te betrekken die de nodige vernieuwing, energie en overtuigingskracht met zich meebrengen. Waar het om ouderbelangen gaat: kijk naar Marjet Winsemius met ‘Voor Werkende Ouders’.

Ouders van jonge kinderen moeten er nu voor waken om als passieve toeschouwer voor iemands karretje gespannen te worden. Er staan veel meer belangen op het spel dan die van onze kinderen alleen. Laat als ouder daarom horen hoe jij er over denkt, waar jij je zorgen over maakt, hoe jouw ideale combinatie van zorg en werk er uit ziet – schrijf opiniestukken, benader politici of je opvang met constructieve ideeën. Wees in ieder geval de waakhond voor het belang van je kind en laat je geen zand in de ogen strooien. Besef dat in het huidige opvangschema jouw mening niet relevant is, tenzij je die duidelijk laat horen.

Ondertussen wil ik aan zowel de G4 als de Brancheorganisatie Kinderopvang vragen: waaruit blijkt dat jullie voorstel het allerbeste is voor mijn kinderen en onze maatschappij? Waarom is jullie voorstel beter dan het andere? Voer die discussie actief in alle openbaarheid en eerlijkheid, verlaat de lobbykamers en overtuig ons - ouders van nu.

Wachten op de ommekeer…

Het is meer dan onrustig in de wereld van de kinderopvang. Dreigende overheidsbezuinigingen hangen als een zwaard van Damokles boven de sector. Daarnaast is er sprake van een flinke vraaguitval omdat ook individuele ouders moeten bezuinigen. Als klap op de vuurpijl verschijnen er voortdurend berichten in de media waarin de kwaliteit van de opvang ter discussie wordt gesteld. Ondertussen bereiden gemeenten stappen voor om de peuteropvang in eigen hand te nemen: peuterspeelzalen zijn weer in.

Na acht jaar is duidelijk dat de introductie van de vrije markt in de kinderopvang niet de stabiliteit en voordelen heeft gebracht waar men zo vurig in geloofde. Het tegendeel is eerder het geval: de kinderopvang ademt versterkt mee met het economische klimaat. Simpel voorbeeld: raak je je baan kwijt dan moet je vaak ook je kindplek op een crèche opzeggen (want geen inkomsten meer en geen recht op kinderopvangtoeslag) – wat solliciteren of bijscholing weer moeilijker maakt. En dan heb ik nog niet eens over de ‘braindrain’ van kundige vakmensen in de sector.

Ondermaatse kwaliteit

Los van de instabiliteit is het nog maar zeer de vraag of kwaliteit van onze kinderopvang op orde is. Vorige week opende Het Parool met de kop dat – twee jaar na de zedenzaak – de helft van de Amsterdamse kinderdagverblijven niet aan de minimumeisen van de inspectie voldoet.

Belangenclub BOinK liet direct weten dat dit natuurlijk echt niet kan: “We controleren al acht jaar en nog nooit is het wettelijke minimum gehaald”, zo stelde BOinK bij de NOS. Een sterk argument om een einde te maken aan de marktwerking in de Kinderopvang – de aanbieder is in dit stelsel verantwoordelijk voor de geboden kwaliteit. Als iets na acht jaar niet werkt, dan werkt het niet. Helaas voegt BOinK er aan toe dat zij de gemeenten ‘nog twee jaar geeft om de zaak op orde te krijgen’, dat ‘de GGD maar harder moet werken’ en ‘dat de gemeente verantwoordelijk is’. Maar wat als dat opnieuw niet tot gewenste verbetering leidt, wat dan?

In Den Haag

De kamerleden spreken duidelijk een andere taal dan ten tijde van het schrijven van mijn boek (2011-2012). Ik beschreef hun voorgangers en deze nieuwe kamerleden hebben bij mij nog ‘een schone lei’ – en dat praat wel zo prettig. In de Tweede Kamer is versterking van de ouderpositie inmiddels gemeengoed geworden, net als het stimuleren van transparantie in de branche en het tegengaan van fiscale spelletjes door grootaanbieders. Of dat door De Peuterindustrie komt dat weet ik niet.

Wat me nog het meest aanspreekt in het politieke debat is dat Kamerleden liever niet meer over kinderopvang spreken, maar over ontwikkeling en zorg voor het kind. Er heerst een andere toon en sfeer in de Kamer: zelfs de VVD is voor betere aansluiting van zorg en arbeid (een diplomatieke manier om te zeggen dat het nu niet goed gaat). Het perspectief is aan het verschuiven, weg van de opvang-gedachte en marktwerking.

Maar de toekomst ligt nog ver weg. Minister Lodewijk Asscher reageerde tijdens het  Algemeen Overleg over kinderopvang in de Tweede Kamer (7 maart 2013) met de relativerende woorden dat we niet precies weten wat dat betekent: ‘de helft van de kinderdagverblijven in Amsterdam is onder de maat’. We weten namelijk niet of het om zware tekortkomingen of slechts om kleine bureaucratische probleempjes gaat. Den Haag noch de GGD heeft blijkbaar een exact overzicht. En het stelt me niet gerust dat deze minister, nota bene oud-wethouder op dit dossier uit Amsterdam, geen zicht heeft op wat er nu precies mis is.

Tijdens datzelfde kamerdebat moest minister Asscher een eerdere bewering over kwaliteit in de kinderopvang intrekken. In een reactie op kamervragen van GroenLinks (zie blog hieronder over De Slag om Nederland) schreef Asscher namelijk aan de Tweede Kamer:

“In 2011 is door het CPB onderzoek gedaan naar de marktwerking in de kinderopvangsector (Kinderopvang in Kaart, zie www.cpb.nl). Hieruit is gebleken dat het aandeel van op winst gerichte aanbieders in 2010 was gegroeid, maar de zorg dat de op winst gerichte bedrijven lagere kwaliteit zouden leveren, bleek volgens het CPB ongegrond.”

De term ‘ongegrond’ is hier onterecht gebruikt. Als je het rapport van het CPB leest dan staat er letterlijk het volgende over kwaliteit: Deze CPB-notitie had aan helderheid gewonnen als voor een grotere groep bedrijven en voor recentere jaren informatie beschikbaar was geweest. (…) Opgemerkt dient te worden dat er weinig kwantitatieve informatie wordt verstrekt door kinderopvangconcerns zelf over de aangeboden kwaliteit. Voor een groot deel van de concerns valt niet te achterhalen wat de grootte van het concern is in termen van kindplaatsen, wat de gemiddelde bezetting is, hoeveel beroepskrachten het bedrijf in dienst heeft, welke diploma’s deze beroepskrachten hebben en hoeveel zij verdienen. Met deze informatie zouden beleidsmedewerkers en ouders zelf de indicatoren voor kwaliteit die in deze studie worden gepresenteerd kunnen berekenen. Vervolgens zou er makkelijker voor kwaliteit kunnen worden gekozen.” Kinderopvang in kaart, CPB 2011 (p.29)

Geconfronteerd met deze achtergrond moest minister Asscher toegeven dat de term ‘ongegrond’ verkeerd gebruikt is. ‘We kunnen niet stellen dat de kwaliteit van kinderopvang door marktwerking of de introductie van buitenlandse private equity fondsen is gedaald, noch hebben we het tegenovergestelde kunnen vaststellen.’ Weer weet niemand hoe het zit en dus wacht de parlementaire trein tot er weer een nieuw rapport verschijnt. Ergens in het voorjaar, zo klinkt het in Den Haag…

Wat is kwaliteit?

Het Nederlands Consortium Kinderopvang Onderzoek (NCKO) houdt structureel de pedagogische kwaliteit van onze crèches in de gaten. Verwar dit niet met de GGD-inspecties die vooral controleren of de crèche fysiek veilig genoeg is om je kind op te vangen. Grof gezegd: de GGD kijkt of er een pedagogisch plan aanwezig is (zo ja: vinkje, zo nee: aantekening), het NCKO kijkt of het werkt.

Eind april of begin mei van dit jaar komt het NCKO met de uitkomsten van hun onderzoek naar de pedagogische kwaliteit van de kinderopvang in 2012. Als ik op hoogleraar Ruben Fukkink (verbonden aan het NCKO) afga – hij gaf laatst een presentatie tijdens een Haags kennisontbijt – dan krijg ik de indruk dat de kwaliteit slechts verder is gedaald sinds het laatste NCKO-kwaliteitsonderzoek uit 2009. Wat me vooral zorgen baart is dat Fukkink aantoont dat medewerkers in de kinderopvang (maar ook basisschooldocenten!) achterblijven in competenties die gericht zijn op zorg en ontwikkeling. In het voorjaar krijgen we de harde cijfers en hopelijk neemt de Tweede Kamer de inzichten mee.

Eind februari werd Nederland er door de Europese Commissie nog eens fijntjes op gewezen dat investeren in jonge kinderen noodzakelijk is: “Sociale investeringen zijn cruciaal als wij sterker, hechter en concurrerender uit de crisis willen komen. Binnen de bestaande budgettaire beperkingen moeten de lidstaten hun blik richten op investeringen in menselijk kapitaal en sociale samenhang. (…) Vandaag sociaal investeren helpt voorkomen dat de lidstaten morgen een veel hogere financiële en sociale rekening moeten betalen.”

 “Investeren in kinderen en jongeren is bij uitstek doeltreffend voor het doorbreken van generatiearmoede en sociale uitsluiting en het vergroten van de kansen later in het leven.” László Andor, EU‑commissaris voor Werkgelegenheid, Sociale Zaken en Inclusie

De Eurocommissaris staat niet alleen in deze opvattingen: talloze internationale (ook Nobelprijswinnende) wetenschappers hebben dit doorgerekend, onderbouwd en toegelicht. In Nederland kijken we blijkbaar liever een klein decennium lang naar onze navel.

Wat te doen?

Tijd om de luiken open te gooien: zie wat er buiten ons polderlandje aan inzichten over de ontwikkeling van en zorg voor kinderen beschikbaar is. Kijk naar wat men doet in Duitsland, Frankrijk, Scandinavië en elders in de wereld. Sinds kort heb ik krachten gebundeld met een collega-auteur: Marilse Eerkens (psycholoog en wetenschapsjournalist) schreef ‘Wat doen we met de baby’. Alle wetenschappelijke inzichten van de afgelopen tien jaar met betrekking op de ontwikkeling van jonge kinderen zijn er in opgenomen. Vervolgens wordt gekeken hoe Nederland er voor staat… en wat wij daar aan kunnen doen.

Zolang Den Haag, de kinderopvangsector en de verschillende belangenclubs daaromheen het nalaten om een stevige strategische beleidsagenda (waarbij de ontwikkeling van het kind centraal staat) te ontwikkelen, dan zit er niets anders op dan er zelf maar mee te beginnen – of beter gezegd: om er mee door te gaan.

In mijn volgende blog: een tipje van de sluier…

Op naar de toekomst

Nog een flinke slag te maken in kinderopvangland

In de Volkskrant geplaats onder de titel:

‘Hijgerig winstbejag in de kinderopvang. Waarom laat de politiek dit gebeuren?’

Kinderopvang moet je niet overlaten aan de grillen van de vrije markt, schrijft Ewoud Poerink. Estro, de grootste kinderopvangorganisatie van Nederland, geldt als afschrikwekkend voorbeeld hoe winst boven zorg wordt gesteld. ‘Waarom blijven de branchevereniging en politiek Den Haag zo stil?’

Op dinsdag 13 december 2011 had ik een afspraak met de managers van Estro, de grootste kinderopvangorganisatie in Nederland. Als ‘kritische doch betrokken ouder’ wilde men mijn mening en ideeën horen. De afspraak vloeide voort uit het Algemeen Overleg in de Tweede Kamer waar Estro meermaals negatief ter sprake kwam vanwege APAX-achtige financiële constructies en ‘wurgcontracten’ voor ouders. Toenmalig minister Kamp kwam toen met een verbod op de financiële constructie (namelijk een exorbitante schuldenlast) zoals die bij Estro was toegepast. Het is mij dan ook een raadsel hoe Estro onder de nieuwe buitenlandse eigenaar KKR nog altijd met een schuldenlast van 120 miljoen is opgezadeld. Kan iemand me dit uitleggen?

Mijn advies aan Estro was destijds: Niet jullie positie is het probleem – Estro is marktleider in de Nederlandse kinderopvang – maar jullie imago. Als er straks echt een vrije markt is, zoals minister Kamp predikt, dan kunnen ouders kiezen. Een slecht imago is dan dodelijk voor je bedrijf. Mislukt die vrije markt, dan zal de overheid ingrijpen en breekt het slechte imago jullie opnieuw op. Wat weerhoudt jullie ervan om vanaf de top een nieuwe stijl bedrijfsvoering te introduceren? Betrek bijvoorbeeld oudercommissies bij je beleid en ga eerlijk om met uitkomsten van tevredenheidsonderzoeken. Stel je ‘klanten’ boven het hijgerige winstbejag.

Na het zien van het VPRO-programma De Slag om Nederland – Handel in Kinderopvang - kan ik slechts concluderen dat Estro helemaal niets met het advies heeft gedaan. De directeur zegt niets te weten van enige misstanden en weigert in te gaan op vragen naar de invloed van de schuldenlast op de kwaliteit. Maar het is slechts een symptoom van een niet-functionerend systeem.

Ontbreken van een visie
Wat in de discussie rond kinderopvang nog het meest ontbreekt, is een notie of een visie van wat de opvangbranche of politiek dan wél zou willen, behalve dat een deel van hen simpelweg tegen extra bezuinigingen is. Deze houding getuigt van intellectuele armoede en gebrek aan politiek leiderschap. Waarom blijft de branchevereniging Kinderopvang zo stil en waarom laat politiek Den Haag dit gebeuren?

De toekomst van kinderopvang ligt hopelijk niet bij ondernemingen als Estro. De zorg voor kinderen van 0 tot 4 jaar moet men niet overlaten aan de grillen van de vrije markt terwijl het veel beter geregeld kan worden, zoals vele voorbeelden uit het buitenland laten zien. Veelzeggend is dat het Nederlandse woord ‘kinderopvang’ in het buitenland geen equivalent heeft: daar heeft men het over kinderzorg of -ontwikkeling.

Niet het belang van de bedrijfstak moet centraal staan (zoals het geval was onder het vorige kabinet) maar het belang van kind, ouder en maatschappij. Marktleider Estro laat het tegendeel zien en geldt inmiddels als afschrikwekkend gevolg van de vrije marktwerking in kinderopvang. Het jarenlang oprekken van plaatsingscontracten (als ouder betaal je standaard voor de openingstijden en niet de gebruikte uren en voor 51 of 52 weken per jaar, dus ook als je op vakantie bent), het continu opzoeken van de minimum kwaliteitsnorm, doorgaande bezuinigingen op het personeel – de grote overnames, schuldenlast en reorganisaties: het schets een beeld van winst boven zorg.  Het televisieoptreden van de Estrodirecteur versterkte enkel het wantrouwen.

Grenzen opzoeken
Wat de VPRO-uitzending extra pijnlijk maakt: Estro had deze publieke schandpaal van kilometers ver kunnen zien aankomen. Herhaalde vragen in de Tweede Kamer zijn een duidelijk signaal. Maar blijkbaar heeft de directie ervoor gekozen de grenzen van het acceptabele op te blijven zoeken. Publieksreacties op de uitzending op Twitter en andere fora liegen er niet om en Estro is (wederom) onderwerp van discussie in de Tweede Kamer. Minister Asscher zal binnenkort met een reactie komen. Ik ben benieuwd.

Estro zie ik niet zo snel veranderen: het beschermen van hun imago bestaat er in de praktijk uit dat er met verschillende werkmaatschappijen wordt gewerkt: veel klanten zal het simpelweg ontgaan dat hun crèche eigenlijk van Estro (of beter gezegd: durfinvesteerder KKR) is. Mijn grote vraag is welke partijen in de Tweede Kamer het inzicht en het lef hebben om met een hervormingsagenda te komen.

Het is hoog tijd om een flinke slag te maken. Den Haag, kom met beleid gericht op de ontwikkeling van het kind en niet op groei van het bedrijfsleven. Beleid dat ten dienste staat van de versterking van de kenniseconomie, want niet alleen kunnen dertigers dan aan het werk blijven: goede zorg voor jonge kinderen helpt sociale achterstanden te voorkomen.

Ingrijpen
De eindverantwoordelijkheid ligt bij een centraal overheidsorgaan (staatssecretaris voor het kind?) en is niet meer verspreid over een waaier aan spelers. Iedere kind krijgt wat mij betreft recht op een vast aantal gratis dagdelen zorg per week, ook wanneer de ouders niet (kunnen) werken. Wie meer dagdelen nodig heeft, koopt zelf meer in – zonder subsidie. Dit gebeurt in samenwerking met het basisonderwijs zodat een de overstap van crèche naar school op vele vlakken een stuk soepeler kan gaan dan nu het geval is.

Het gaat hier niet alleen om Estro of de jonge ouders van nu. Zowel vanuit liberaal als sociaaldemocratisch oogpunt zijn meerdere argumenten te noemen om de regie in kinderopvangland terug in handen te nemen. Nu heerst versnippering. Ook met het oog op de toenemende vergrijzing is een bestendig beleid wenselijk: hoe meer kinderen geboren worden, des te meer arbeidskrachten samen de pensioenen kunnen betalen.

Dat laatste punt moet je als overheid in ieder geval niet ontmoedigen met het huidige ‘zoek het allemaal zelf maar uit’-beleid. Neem nu het stuur terug in handen. Den Haag: grijp in!

Slag om Nederland meets Peuterindustrie

Gisterenavond keken 336.000 mensen naar de eerste aflevering van het tweede seizoen van VPRO’s Slag om Nederland. Onderwerp: handel in kinderopvang. De lezer van mijn boek zal bij de uitzending een zeer sterk gevoel van herkenning hebben gehad. Naar aanleiding van deze uitzending heeft de Tweede Kamer Minister Asscher om opheldering gevraagd. Op basis van de inhoud van deze brief zal de Tweede Kamer al dan niet besluiten hierover een debat te voeren.

U kunt De Slag om Nederland hier bekijken op.

 

Het Peuterparadijs

Sinds half november (zie vorige post) groeit het idee om op zoek te gaan naar de mooiste voorbeelden van kinderopvang. Ons nationale kinderopvangsysteem staat toe dat er allerlei trucjes en foefjes worden uitgehaald waar kind en ouder uiteindelijk de dupe van zijn, maar dat wil nog niet zeggen dat iedere aanbieder dat vervolgens ook doet. Er zijn meer dan genoeg aanbieders met voldoende moreel besef die met oprechte overtuiging proberen de best denkbare opvang te organiseren. De afgelopen tijd heb ik er in ieder geval veel ontmoet.

Via social media zet ik een vraag uit: wie-o-wie kan me wijzen op goede praktijkvoorbeelden in de Kinderopvang. Voor wie wil weten wat ik juist niet zoek: lees De Peuterindustrie… Ondertussen werk ik mijn opzet uit en ga op zoek naar een manier om deze klus te financieren. Want waar de Peuterindustrie geheel voor eigen rekening is geweest, kan ik dat niet nog een keer. Hmm, maar hoe begin je dan eigenlijk: ‘Hallo, mag ik geld’?

Voor wie dit leest en een goed praktisch voorbeeld van uitstekende kinderopvang voor me heeft: typ hieronder je reactie en ik kijk er met interesse naar. Heb je een uitgesproken inhoudelijke opvatting over wat goede kwaliteit kinderopvang is: ook dat is van harte welkom. En dit geldt natuurlijk ook voor iedereen die een zak onderzoekstijd/-geld voor me heeft…

 

 

 

 

 

 

De Conferentie

Op woensdag 14 november vindt in Amsterdam de tweede grote Kinderopvangconferentie plaats. Omdat zeker de helft van de personages in de Peuterindustrie aanwezig zal zijn (als bezoeker of spreker), en omdat het over de stand van zaken in (en ambities van) Amsterdam gaat, ga ik er heen. Zowel burgemeester Van der Laan als Louise Gunning zal een verhaal houden, er zullen wat mijlpalen gevierd worden en er zijn twee rondes van workshops. Het grootste deel van de bezoekers zal bestaan uit managers in de kinderopvang maar daarnaast zullen er ook (lokale) politici, ambtenaren, bestuurders, belangenvertegenwoordigers en enkele ouders aanwezig zijn. Ik heb me (alleen al vanwege het gebruik van vraag- en uitroepteken) ingeschreven voor“spreken is zilver, zwijgen is goud?”en“lerende organisaties in de kinderopvang: het werkt!”

In de grote zaal wil dagvoorzitter Frenk van der Linden de conferentie openen met een publieksvraag. Hij kijkt rond in de zaal op de eerste paar rijen en wijst dan de jonge blonde dame in een rood jurkje naast me aan. Wat vindt zij van de huidige stand van zaken in de kinderopvang? Marijke Dekker legt uit wie ze is – oprichter van vergelijkdekinderopvang.nl – en antwoord wat ze er van vindt: het gaat de goede kant op, maar meer transparantie en meer luisteren naar de stem van de ouder zou goed zijn voor de kinderopvang. Een prachtige opening.

In zijn speech benadrukt vervolgens ook burgemeester Van der Laan het nut en de noodzaak van het betrekken van ouders. In zijn betoog zit verder een eigenaardige vergelijking. Terwijl hij in algemene termen over de veranderingen in de kinderopvangbranche praat, komt hij plotseling op een voorbeeld van een oud-client van hem, van lang geleden toen de burgemeester nog gewoon advocaat was. De client bleek met een groot asbestprobleem te zitten en de vraag was hoe daar me omgegaan moest worden. Waar de inhoudelijke sprong opeens vandaan komt, ik weet het niet, maar – nota bene in een zaal vol crechemanagers – de problematiek in de kinderopvang vergelijken met een asbestprobleem? Heeft hij (of zijn speechschrijver) mijn boek soms gelezen?

Ook de oud-voorzitter van de onderzoekscommissie naar de Amsterdamse zedenzaak, Louise Gunning, benadrukt het belang van ouderbetrokkenheid. De beste graadmeter voor kwaliteit, zo stelt ze onomwonden, zijn de ouders. De boodschap is helder en de toon is duidelijk gezet. Bij Louise Gunning hoef ik me niet af te vragen of ze het boek gelezen heeft: ze raadt de hele zaal aan om, bij wijze van leerzaam en verfrissend perspectief, het boek van Ewoud Poerink te lezen.

De workshops bieden aardige inkijkjes in de managementwereld van de kinderopvang en hoe verschillend er gedacht over de noodzaak van transparantie of het betrekken van ouders. Wanneer ik bij het eerste voorstelrondje mijn naam noem blijkt dat de helft van de workshopdeelnemers mijn boek heeft gelezen en dat komt de discussie ten goede. Na afloop hoor ik van verschillende dames – allen locatiemanagers of eigenaren van kleinschalige organisaties – hoe blij en boos ze met mijn boek waren. Blij omdat misstanden terecht zijn blootgesteld en boos omdat de slechte voorbeelden hun goede volledig overschaduwen.

Hun ambivalente reactie zet me aan het denken. De Peuterindustrie is een zeer kritisch boek geworden dat wijst op waar het mis zit. De ondertitel zegt wat dat betreft alles: wat er mis is met de kinderopvang in Nederland. Inmiddels ben ik (net als de Eerste Kamer en de Wetenschappelijke Raad voor Regeringsbeleid overigens) van mening dat de introductie van marktwerking absoluut niet het beloofde ideaal heeft gebracht. Voor een deel komt dat door de overheid:

Het beleid was veelal pragmatisch, maar er was desalniettemin sprake van een ‘aanhoudend pragmatisme’: er werd niet afgeweken van het ingeslagen pad en het optimisme over de positieve effecten die zouden worden bereikt als de transitiefase eenmaal voorbij was, was groot. De theoretische veronderstellingen die hieraan ten grondslag lagen over de effecten van verzelfstandiging, marktwerking en privatise­ring speelden hierbij een belangrijke rol. Nieuwe beleidsideeën werden opmerkelijk voortvarend en op grote schaal in nieuw beleid vertaald, waarna men ontdekte dat de praktijk weerbarstiger was dan gedacht. Als de beleidspraktijk anders uitpakte dan de beloftes van de theorie, werd dit doorgaans geweten aan de praktijk, niet zo­zeer aan de theorie. De vraag of het beleid wel op de juiste leest geschoeid was, bleef zo lange tijd onder de radar van het beleid en het debat daarover. (WRR 2012)

Die kernvraag is in het geval van kinderopvang nooit echt aan de orde geweest (zeker niet ten tijde van de invoering van de Wet Kinderopvang in 2005). Dat gaat ook niet gebeuren zolang de politieke discussies (met de geijkte spelers) gaat over rekenmethoden voor kind-leidster-ratio, de hoogte van het gesubsidieerde uurtarief, frauderende gastouders en slimme fiscale trucjes. Het zijn slechts eindeloze rookgordijnen die het zicht ontnemen (vooral voor ouders, maar ook de media) op het werkelijke probleem.

Hopelijk grijpt Lodewijk Asscher als nieuwe minister van Sociale Zaken het moment aan om af te rekenen met het beleid van zijn voorganger (zoals hierboven treffend door de WRR verwoord): stel de kernvraag!

Maar ik hoef niet op een overheid te wachten al laat ik geen kans onbenut om mijn punt te maken. Los van de politieke vraag en terug naar de ambivalente reactie van de crechehouders na de workshop - ik kan me niet voorstellen dat er geen voorbeelden te vinden zijn van uitstekende kinderopvang. Inmiddels heb ik meer dan genoeg bevlogen en oprechte opvangaanbieders ontmoet. Het is natuurlijk relevant om (a la Peuterindustrie) te zeggen wat er niet aan deugt, maar is het vervolgens niet veel interessanter om ook te melden wat er wél werkt? Wat is goede kinderopvang en wie kan me een goed voorbeeld wijzen?

Langzaam maar zeker ontstaan de contouren voor een nieuw project: het Peuterparadijs!

Toch reactie van BOinK

Een paar uur nadat ik de vorige blog online had gezet, ontving ik de langverwachte inhoudelijke reactie van Gjalt Jellesma van ouderbelangenclub BOinK. Zijn ‘aantoonbare onjuistheden’ blijken beperkt tot een passage op pagina 231 waarin ik melding maak van het feit dat hij zich liet betalen door Providence Equity (het private equity fonds dat eigenaar werd van de marktleider in de Nederlandse kinderopvang). Impliciet geeft hij met zijn email aan dat de rest van het boek in orde is, of in ieder geval niet aantoonbaar onjuist.

Zijn toelichting is als volgt: “Wanneer commerciële organisaties BOinK vragen [...] zoals in het geval van een partij die het toenmalige Catalpa wilde overnemen, voor een kennismakingsgesprek dan vragen wij daarvoor altijd een vergoeding.” Ter achtergrond meldt Jellesma dat hij slechts zijn visie op opvangland uiteen heeft gezet; advies is nooit gegeven. Ik vraag me af wat er dan aantoonbaar onjuist is aan de gewraakte passage, behalve dat we een semantische discussie zouden kunnen voeren over de termen visie en advies.

De reden dat ik de passage over de betaalde diensten van BOinK (wat door Jellesma ondubbelzinnig bevestigd wordt) aan het private equity fonds heb opgenomen in mijn boek, is omdat het exemplarisch is voor de hypocriete houding door enerzijds onophoudelijk een klein en bovendien goedbedoelend initiatief (www.vergelijkdekinderopvang.nl) de grond in te boren (met als enige reden ‘omdat het commercieel is’) maar je anderzijds wel te laten betalen door de grootste commerciële boef in opvangland.

Aparte reacties II

Onverwacht verschijnt het mailtje in mijn inbox. Niet veel later – het zal een paar uur zijn geweest – komt er een ander opmerkelijk mailtje bij. De berichten zijn afkomstig van repectievelijk Albert Drent (voormalig directeur van het Hofnarretje) en zijn voormalige woordvoerder. Ergens bevallen deze mails me niet en het feit dat ze allebei zo kort na elkaar in mijn inbox verschijnen, doet me vermoeden dat ze overleg met elkaar hebben gehad. Ik informeer in mijn netwerk naar de laatste stand van zaken rond deze twee heren.

De inhoud van de mail van Drent verbaast me. Hij heeft mijn boek helemaal gelezen en zo te zien heeft het hem ook aan het denken gezet. In redelijk lovende woorden schrijft hij over mijn verhaal. Ik weet niet goed wat ik met zijn bericht aan moet. De mail van zijn oud-woordvoerder is wat dat betreft een stuk makkelijker: hij is ontevreden over het beeld dat ik van hem schets. Op dat soort inhoudelijke vragen ben ik meer dan genoeg voorbereid.

Bij geen enkele speler in mijn boek heb ik het achterste puntje van mijn tong laten zien. Op die manier heb ik altijd iets achter de hand om mijn punt verder te onderbouwen, mocht daar aanleiding toe zijn. Zo stuur ik de woordvoerder wat links naar een stel openbare bronnen die mijn opmerkingen meer dan voldoende onderbouwen. Het werkt: de tweede mail die ik van hem ontvang is bijzonder vriendelijk en complimenteus en sluit af met de hoop dat we nog eens een kop koffie kunnen drinken met elkaar. Maar de mail van Drent is moeilijker. Ik hou het bij een kort antwoord dat ik hoop (zoals ik ook in mijn boek schrijf) dat hij zijn verantwoordelijkheid alsnog zal nemen.

Van BOinK krijg ik een kort bericht via de website. BOinK is verbolgen over het feit dat ik mijn teksten niet vooraf aan hen heb voorgelegd c.q. laten goedkeuren. Daardoor staan er helaas aantoonbaar onjuiste zaken in mijn ‘verder best wel aardige boek’. In mijn antwoord dank ik BOinK voor de aanschaf van mijn boek en geef aan graag te horen waar de aantoonbare onjuistheden precies staan. Als hij kan aantonen dat iets onjuist is (met verwijzing naar regel- en paginanummer) dan bied ik publiekelijk mijn excuses aan en zal het corrigeren. Nog twee keer mail ik BOinK het verzoek duidelijk aan te geven wat er dan onjuist is, maar een reactie blijft uit.

[...]

Halverwege oktober is er in de Tweede Kamer een Algemeen Overleg over kinderopvang. Omdat er een demissionair plaatsvervangend minister zit, verwacht ik helemaal niets van deze vergadering maar ga wel even naar Den Haag. Het is niet erg druk in de zaal, maar ik zie veel bekende gezichten. Ik tel minstens zeven mensen die in het boek voorkomen. Gjalt is er ook, maar het lijkt wel alsof hij ontzettend zijn best doet om me te negeren.

Na afloop drink ik in Nieuwspoort nog een borrel met vier dames (ook de woordvoerder van Estro) die allemaal (uitgebreid of kortstondig) in mijn boek voorkomen. De sfeer is prima – en ze gaan allemaal erg sportief om met hun rol in mijn boek. Niemand die zeurt over voorinzage van mijn dagboek. Niet veel later drink ik ook met mijn stadsdeelwethouder een kop koffie. In de Peuterindustrie ben kritisch over haar en ik ben een beetje bang dat ze het persoonlijk opneemt. Maar ook hier blijkt het tegendeel het geval: ook zij pakt het erg sportief op.

Een paar weken na zijn melding ‘aantoonbaar onjuist’ stuur Gjalt me een bericht met een soort uitleg, maar zonder aan te geven waar in mijn boek de aantoonbare onjuistheden staan. Oftewel: hij kan het niet aantonen.

Daarmee hebben de meeste mensen – de grote uitzondering is Meester Korver – die voorkomen in mijn boek een reactie gegeven. Dat vind ik fijn want het betekent dat men het gelezen heeft. Maar ik hoop nog veel meer op een grote discussie naar aanleiding van het boek: de penibele positie voor de ouder is nog altijd hetzelfde.

[...]

Woensdag 14 november is er in Amsterdam een grote conferentie over Kinderopvang. Lodewijk Asscher (met wie ik via twitter een koffiedate maakte, vlak voordat hij vice-premier en minister van Kinderopvang werd), Louise Gunning, Eberhard van der Laan: ze zullen er allemaal zijn én ik heb er voor gezorgd dat ze allemaal mijn boek hebben (gelezen). Wie weet komt er nog iets moois uit. Lees het in mijn volgende blog.