De Conferentie

Op woensdag 14 november vindt in Amsterdam de tweede grote Kinderopvangconferentie plaats. Omdat zeker de helft van de personages in de Peuterindustrie aanwezig zal zijn (als bezoeker of spreker), en omdat het over de stand van zaken in (en ambities van) Amsterdam gaat, ga ik er heen. Zowel burgemeester Van der Laan als Louise Gunning zal een verhaal houden, er zullen wat mijlpalen gevierd worden en er zijn twee rondes van workshops. Het grootste deel van de bezoekers zal bestaan uit managers in de kinderopvang maar daarnaast zullen er ook (lokale) politici, ambtenaren, bestuurders, belangenvertegenwoordigers en enkele ouders aanwezig zijn. Ik heb me (alleen al vanwege het gebruik van vraag- en uitroepteken) ingeschreven voor“spreken is zilver, zwijgen is goud?”en“lerende organisaties in de kinderopvang: het werkt!”

In de grote zaal wil dagvoorzitter Frenk van der Linden de conferentie openen met een publieksvraag. Hij kijkt rond in de zaal op de eerste paar rijen en wijst dan de jonge blonde dame in een rood jurkje naast me aan. Wat vindt zij van de huidige stand van zaken in de kinderopvang? Marijke Dekker legt uit wie ze is – oprichter van vergelijkdekinderopvang.nl – en antwoord wat ze er van vindt: het gaat de goede kant op, maar meer transparantie en meer luisteren naar de stem van de ouder zou goed zijn voor de kinderopvang. Een prachtige opening.

In zijn speech benadrukt vervolgens ook burgemeester Van der Laan het nut en de noodzaak van het betrekken van ouders. In zijn betoog zit verder een eigenaardige vergelijking. Terwijl hij in algemene termen over de veranderingen in de kinderopvangbranche praat, komt hij plotseling op een voorbeeld van een oud-client van hem, van lang geleden toen de burgemeester nog gewoon advocaat was. De client bleek met een groot asbestprobleem te zitten en de vraag was hoe daar me omgegaan moest worden. Waar de inhoudelijke sprong opeens vandaan komt, ik weet het niet, maar – nota bene in een zaal vol crechemanagers – de problematiek in de kinderopvang vergelijken met een asbestprobleem? Heeft hij (of zijn speechschrijver) mijn boek soms gelezen?

Ook de oud-voorzitter van de onderzoekscommissie naar de Amsterdamse zedenzaak, Louise Gunning, benadrukt het belang van ouderbetrokkenheid. De beste graadmeter voor kwaliteit, zo stelt ze onomwonden, zijn de ouders. De boodschap is helder en de toon is duidelijk gezet. Bij Louise Gunning hoef ik me niet af te vragen of ze het boek gelezen heeft: ze raadt de hele zaal aan om, bij wijze van leerzaam en verfrissend perspectief, het boek van Ewoud Poerink te lezen.

De workshops bieden aardige inkijkjes in de managementwereld van de kinderopvang en hoe verschillend er gedacht over de noodzaak van transparantie of het betrekken van ouders. Wanneer ik bij het eerste voorstelrondje mijn naam noem blijkt dat de helft van de workshopdeelnemers mijn boek heeft gelezen en dat komt de discussie ten goede. Na afloop hoor ik van verschillende dames – allen locatiemanagers of eigenaren van kleinschalige organisaties – hoe blij en boos ze met mijn boek waren. Blij omdat misstanden terecht zijn blootgesteld en boos omdat de slechte voorbeelden hun goede volledig overschaduwen.

Hun ambivalente reactie zet me aan het denken. De Peuterindustrie is een zeer kritisch boek geworden dat wijst op waar het mis zit. De ondertitel zegt wat dat betreft alles: wat er mis is met de kinderopvang in Nederland. Inmiddels ben ik (net als de Eerste Kamer en de Wetenschappelijke Raad voor Regeringsbeleid overigens) van mening dat de introductie van marktwerking absoluut niet het beloofde ideaal heeft gebracht. Voor een deel komt dat door de overheid:

Het beleid was veelal pragmatisch, maar er was desalniettemin sprake van een ‘aanhoudend pragmatisme’: er werd niet afgeweken van het ingeslagen pad en het optimisme over de positieve effecten die zouden worden bereikt als de transitiefase eenmaal voorbij was, was groot. De theoretische veronderstellingen die hieraan ten grondslag lagen over de effecten van verzelfstandiging, marktwerking en privatise­ring speelden hierbij een belangrijke rol. Nieuwe beleidsideeën werden opmerkelijk voortvarend en op grote schaal in nieuw beleid vertaald, waarna men ontdekte dat de praktijk weerbarstiger was dan gedacht. Als de beleidspraktijk anders uitpakte dan de beloftes van de theorie, werd dit doorgaans geweten aan de praktijk, niet zo­zeer aan de theorie. De vraag of het beleid wel op de juiste leest geschoeid was, bleef zo lange tijd onder de radar van het beleid en het debat daarover. (WRR 2012)

Die kernvraag is in het geval van kinderopvang nooit echt aan de orde geweest (zeker niet ten tijde van de invoering van de Wet Kinderopvang in 2005). Dat gaat ook niet gebeuren zolang de politieke discussies (met de geijkte spelers) gaat over rekenmethoden voor kind-leidster-ratio, de hoogte van het gesubsidieerde uurtarief, frauderende gastouders en slimme fiscale trucjes. Het zijn slechts eindeloze rookgordijnen die het zicht ontnemen (vooral voor ouders, maar ook de media) op het werkelijke probleem.

Hopelijk grijpt Lodewijk Asscher als nieuwe minister van Sociale Zaken het moment aan om af te rekenen met het beleid van zijn voorganger (zoals hierboven treffend door de WRR verwoord): stel de kernvraag!

Maar ik hoef niet op een overheid te wachten al laat ik geen kans onbenut om mijn punt te maken. Los van de politieke vraag en terug naar de ambivalente reactie van de crechehouders na de workshop - ik kan me niet voorstellen dat er geen voorbeelden te vinden zijn van uitstekende kinderopvang. Inmiddels heb ik meer dan genoeg bevlogen en oprechte opvangaanbieders ontmoet. Het is natuurlijk relevant om (a la Peuterindustrie) te zeggen wat er niet aan deugt, maar is het vervolgens niet veel interessanter om ook te melden wat er wél werkt? Wat is goede kinderopvang en wie kan me een goed voorbeeld wijzen?

Langzaam maar zeker ontstaan de contouren voor een nieuw project: het Peuterparadijs!

Toch reactie van BOinK

Een paar uur nadat ik de vorige blog online had gezet, ontving ik de langverwachte inhoudelijke reactie van Gjalt Jellesma van ouderbelangenclub BOinK. Zijn ‘aantoonbare onjuistheden’ blijken beperkt tot een passage op pagina 231 waarin ik melding maak van het feit dat hij zich liet betalen door Providence Equity (het private equity fonds dat eigenaar werd van de marktleider in de Nederlandse kinderopvang). Impliciet geeft hij met zijn email aan dat de rest van het boek in orde is, of in ieder geval niet aantoonbaar onjuist.

Zijn toelichting is als volgt: “Wanneer commerciële organisaties BOinK vragen [...] zoals in het geval van een partij die het toenmalige Catalpa wilde overnemen, voor een kennismakingsgesprek dan vragen wij daarvoor altijd een vergoeding.” Ter achtergrond meldt Jellesma dat hij slechts zijn visie op opvangland uiteen heeft gezet; advies is nooit gegeven. Ik vraag me af wat er dan aantoonbaar onjuist is aan de gewraakte passage, behalve dat we een semantische discussie zouden kunnen voeren over de termen visie en advies.

De reden dat ik de passage over de betaalde diensten van BOinK (wat door Jellesma ondubbelzinnig bevestigd wordt) aan het private equity fonds heb opgenomen in mijn boek, is omdat het exemplarisch is voor de hypocriete houding door enerzijds onophoudelijk een klein en bovendien goedbedoelend initiatief (www.vergelijkdekinderopvang.nl) de grond in te boren (met als enige reden ‘omdat het commercieel is’) maar je anderzijds wel te laten betalen door de grootste commerciële boef in opvangland.

Aparte reacties II

Onverwacht verschijnt het mailtje in mijn inbox. Niet veel later – het zal een paar uur zijn geweest – komt er een ander opmerkelijk mailtje bij. De berichten zijn afkomstig van repectievelijk Albert Drent (voormalig directeur van het Hofnarretje) en zijn voormalige woordvoerder. Ergens bevallen deze mails me niet en het feit dat ze allebei zo kort na elkaar in mijn inbox verschijnen, doet me vermoeden dat ze overleg met elkaar hebben gehad. Ik informeer in mijn netwerk naar de laatste stand van zaken rond deze twee heren.

De inhoud van de mail van Drent verbaast me. Hij heeft mijn boek helemaal gelezen en zo te zien heeft het hem ook aan het denken gezet. In redelijk lovende woorden schrijft hij over mijn verhaal. Ik weet niet goed wat ik met zijn bericht aan moet. De mail van zijn oud-woordvoerder is wat dat betreft een stuk makkelijker: hij is ontevreden over het beeld dat ik van hem schets. Op dat soort inhoudelijke vragen ben ik meer dan genoeg voorbereid.

Bij geen enkele speler in mijn boek heb ik het achterste puntje van mijn tong laten zien. Op die manier heb ik altijd iets achter de hand om mijn punt verder te onderbouwen, mocht daar aanleiding toe zijn. Zo stuur ik de woordvoerder wat links naar een stel openbare bronnen die mijn opmerkingen meer dan voldoende onderbouwen. Het werkt: de tweede mail die ik van hem ontvang is bijzonder vriendelijk en complimenteus en sluit af met de hoop dat we nog eens een kop koffie kunnen drinken met elkaar. Maar de mail van Drent is moeilijker. Ik hou het bij een kort antwoord dat ik hoop (zoals ik ook in mijn boek schrijf) dat hij zijn verantwoordelijkheid alsnog zal nemen.

Van BOinK krijg ik een kort bericht via de website. BOinK is verbolgen over het feit dat ik mijn teksten niet vooraf aan hen heb voorgelegd c.q. laten goedkeuren. Daardoor staan er helaas aantoonbaar onjuiste zaken in mijn ‘verder best wel aardige boek’. In mijn antwoord dank ik BOinK voor de aanschaf van mijn boek en geef aan graag te horen waar de aantoonbare onjuistheden precies staan. Als hij kan aantonen dat iets onjuist is (met verwijzing naar regel- en paginanummer) dan bied ik publiekelijk mijn excuses aan en zal het corrigeren. Nog twee keer mail ik BOinK het verzoek duidelijk aan te geven wat er dan onjuist is, maar een reactie blijft uit.

[...]

Halverwege oktober is er in de Tweede Kamer een Algemeen Overleg over kinderopvang. Omdat er een demissionair plaatsvervangend minister zit, verwacht ik helemaal niets van deze vergadering maar ga wel even naar Den Haag. Het is niet erg druk in de zaal, maar ik zie veel bekende gezichten. Ik tel minstens zeven mensen die in het boek voorkomen. Gjalt is er ook, maar het lijkt wel alsof hij ontzettend zijn best doet om me te negeren.

Na afloop drink ik in Nieuwspoort nog een borrel met vier dames (ook de woordvoerder van Estro) die allemaal (uitgebreid of kortstondig) in mijn boek voorkomen. De sfeer is prima – en ze gaan allemaal erg sportief om met hun rol in mijn boek. Niemand die zeurt over voorinzage van mijn dagboek. Niet veel later drink ik ook met mijn stadsdeelwethouder een kop koffie. In de Peuterindustrie ben kritisch over haar en ik ben een beetje bang dat ze het persoonlijk opneemt. Maar ook hier blijkt het tegendeel het geval: ook zij pakt het erg sportief op.

Een paar weken na zijn melding ‘aantoonbaar onjuist’ stuur Gjalt me een bericht met een soort uitleg, maar zonder aan te geven waar in mijn boek de aantoonbare onjuistheden staan. Oftewel: hij kan het niet aantonen.

Daarmee hebben de meeste mensen – de grote uitzondering is Meester Korver – die voorkomen in mijn boek een reactie gegeven. Dat vind ik fijn want het betekent dat men het gelezen heeft. Maar ik hoop nog veel meer op een grote discussie naar aanleiding van het boek: de penibele positie voor de ouder is nog altijd hetzelfde.

[...]

Woensdag 14 november is er in Amsterdam een grote conferentie over Kinderopvang. Lodewijk Asscher (met wie ik via twitter een koffiedate maakte, vlak voordat hij vice-premier en minister van Kinderopvang werd), Louise Gunning, Eberhard van der Laan: ze zullen er allemaal zijn én ik heb er voor gezorgd dat ze allemaal mijn boek hebben (gelezen). Wie weet komt er nog iets moois uit. Lees het in mijn volgende blog.